Als ouder verlang je vaak naar meer rust in de avonden, maar het idee om je kind “alleen te laten huilen” voelt niet goed. En dat hoeft ook niet. Er is een zachte, veilige manier om je kind te begeleiden naar zelfstandig inslapen, stap voor stap, met nabijheid en vertrouwen.
In deze fase draait het om loslaten, maar zó dat je kind zich nog steeds gedragen en gerustgesteld voelt. Je leert je kind: jij kunt dit, en ik ben er voor je.
Waarom loslaten niet hetzelfde is als afstand nemen
Veel ouders denken dat loslaten betekent dat je je terug moet trekken. Maar bij jonge kinderen is het juist belangrijk dat je je kind aanwezig leert zijn bij zichzelf, terwijl jij er nog bent. Je bouwt niet je liefde af, je bouwt je actie af. Jouw aanwezigheid blijft voelbaar – alleen verschuift de vorm ervan.
Belangrijk is dat je eerste de Slaaapie methode toepast zodat je kind volledig vertrouwd en ontspannen is. Je kind is dan minder alert op wat je doet en zal eerder in slaap vallen.
De opbouw in fases
Het idee is eenvoudig: je begint dichtbij, en neemt in kleine stapjes steeds wat meer fysieke afstand.
-
1 tot 5 nachten naast het bed of ledikant
Je zit op ooghoogte, dichtbij. Je kind weet: ik ben niet alleen. -
3 nachten meer richting de deur
Je blijft in dezelfde ruimte, maar met iets meer afstand. -
3 nachten in de deuropening
Je kind kan je zien en horen, maar je bemoeit je minder actief. -
3 nachten in de gang
Je bent net buiten het zicht, maar dichtbij genoeg om terug te komen als dat nodig is. -
3 nachten uit het zicht
Je kind valt zelfstandig in slaap, maar weet dat je altijd bereikbaar bent. Je kan hier ook de "blijf in de buurt methode"- inzetten.
Deze aanpak maakt de overgang voorspelbaar en veilig. Je kind leert: mama of papa is er nog, ook als ik alleen in bed lig.
In de Slaaapie Methode draait alles om een diepe basis van veiligheid en vertrouwen. Pas als een kind zich écht gezien, gedragen en veilig voelt, ontstaat er ruimte om iets nieuws te leren – zoals zelfstandig inslapen. We beginnen dus niet met ‘afbouwen’, maar met opbouwen.
De Slaaapie Methode gaat niet over kinderen “leren slapen”. Het gaat over ontspanning, veiligheid en emotionele bedding. Slapen is geen prestatie. Het ontstaat wanneer een kind zich veilig genoeg voelt om los te laten.
Deze 16 stappen begeleiden je van verbinding naar zelfstandigheid, zonder haast, zonder druk, met liefde als leidraad.
1. Verbinding maken
Start de avond met echte aandacht. Laat je kind voelen dat het belangrijk is. Even samen zijn, knuffelen, kijken hoe het écht gaat. Niet meteen naar bed, maar eerst naar elkaar.
2. Ontprikkelen
Help je kind om de dag los te laten. Doe een korte ademhalingsoefening, laat je kind wiebelen, blazen, of zachtjes schudden met het lijf. Laat prikkels ‘wegwaaien’ of ‘de kamer uit rollen’. Geen haast.
3. Ontspannen
Gebruik een slaapverhaaltje, een meditatie, een zachte stem of gewoon stil zijn. Laat je kind zakken in het lijf. De rust begint in het zenuwstelsel. Als dat kalm is, komt slaap dichterbij.
4. Bespreek overdag wat er gaat gebeuren
Als je iets wil veranderen in het slaapritueel, kondig dat dan aan. Benoem duidelijk wat je gaat doen, waar je zit, hoe lang je blijft. Geef veiligheid met woorden.
5. Herhaal de afspraken tijdens het ritueel
Voor je het licht uitdoet, herinner je je kind aan de afspraken. Lief, duidelijk, zonder spanning.
6. Leg je kind wakker in bed
Laat je kind zelf het laatste stukje maken. Niet in slaap wiegen of vastgehouden, maar wakker en rustig in bed leggen.
7. Zit op ooghoogte, dichtbij
Je bent er. Op een stoel, naast het bed of ledikant. Je kind ziet je. Voelt je. Hoort je ademhaling. Je hoeft niks te doen, alleen aanwezig zijn.
8. Blijf rustig en kalm
Hoe jij bent, is hoe je kind zich voelt. Laat je zenuwstelsel rust uitstralen. Ogen dicht mag. Ademen helpt.
9. Gebruik herhaling als geruststelling
Zeg bijvoorbeeld “ik ben hier”, “lekker slapen”, of neurie een liedje. Niet teveel. Liever steeds hetzelfde. Rust zit in voorspelbaarheid.
10. Laat beweging toe zonder direct in te grijpen
Je kind mag draaien, zitten, even opstaan. Moedig zacht aan om te gaan liggen. Maar leg het niet terug. Laat het zelf voelen en kiezen.
11. Geef ruimte, maar blijf nabij
Doe minder, maar blijf er wel. Jij bent niet de slaapmaker. Jij bent het anker.
12. Geef geruststelling met rust ertussen
Zeg iets liefs, en wees daarna stil. Weer een aai, dan even niks. Zo leer je je kind: rust is veilig.
13. Bouw langzaam af
Na een paar dagen kun je iets verder weg zitten, minder praten, langer wachten. In kleine stapjes, afgestemd op je kind.
14. Troost bij echte onrust
Als je kind overstuur is, mag je het vasthouden. Niet rondlopen, niet wiegen. Alleen vasthouden tot de storm zakt. Daarna weer terugleggen.
15. Keer altijd terug naar je plek
Na troost of geruststelling ga je terug naar je afgesproken positie. Zo blijft het ritueel stevig en duidelijk.
16. Vertrouw op het proces
Soms gaat het vloeiend, soms helemaal niet. Alles mag. Jij bent de constante. Jouw rust, je geduld, je liefde – dát is waar je kind op slaapt.